Detentiefasering kan alleen in laatste achttien maanden
Genieten van verlof en detentiefasering in veel gevallen eerder uitzondering dan regel
Den Haag – Voor veel gedetineerden is verlof en detentiefasering in de laatste achttien maanden van detentie helaas geen gegeven. In theorie ziet een normale detentiefasering – het geleidelijk toekennen van meer vrijheden aan gedetineerden tot aan het moment van invrijheidstelling (ook wel resocialisatiebeginsel genoemd) – er als volgt uit.
Elke gedetineerde komt in beginsel eerst in een huis van bewaring terecht, om vervolgens na een gewezen rechterlijk vonnis geselecteerd te worden voor een normaal beveiligde gevangenis. Vervolgens kan een gedetineerde in aanmerking komen voor detentiefasering naar een Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI) voor de duur van maximaal 18 maanden met iedere vier weken weekendverlof en/of een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) met ieder weekend verlof; duur verblijf is hooguit een half jaar. Tot slot kan je maximaal één jaar deelnemen aan een Penitentiair Programma (PP). In sommige gevallen betreft het dan het einde van de detentie, maar in andere gevallen treedt de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) in. Dat is geregeld in de ‘Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden’. Hieruit volgt dat elke gedetineerde ten minste een derde deel van zijn straf in een gesloten inrichting dient te hebben doorgebracht (met uitzondering van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI), voordat hij in aanmerking kan komen voor detentiefasering. Detentiefasering kan hooguit de laatste achttien maanden van de opgelegde gevangenisstraf plaatsvinden. Met uitzondering van zelfmelders die meestal meteen in een Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI) kunnen worden geplaatst indien het strafrestant minder dan twee jaar beslaat.
Fouten
Alvorens een gedetineerde in aanmerking komt voor detentiefasering, komt hij veelal eerst in aanmerking voor algemeen verlof, wanneer ten minste een derde van de al dan niet onherroepelijke onvoorwaardelijke straf is ondergaan, én het strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste één jaar bedraagt. Zoals gezegd, is detentiefasering en het genieten van verlof in de praktijk eerder uitzondering dan regel. Hieronder volgen enkele voorbeelden uit de praktijk, waarmee je als gedetineerde in aanraking kunt komen.
In de eerste plaats wordt de berekening van het faseringsschema en het verlofschema verricht door medewerkers van de PI. En waar mensen werken, worden nu eenmaal fouten gemaakt.
Het komt dan ook dikwijls voor dat het verlofschema of de faseringsdata niet juist zijn berekend. Het aantal algemene verloven waar een gedetineerde om mag verzoeken, behoort maximaal de helft van het aantal maanden strafrestant te bedragen. De laatste vijf dagen van de detentie vindt geen verlof plaats. In de praktijk komt het echter vaker voor dat er fouten sluipen in deze berekening. Als een gedetineerde bijvoorbeeld in hoger beroep onverhoopt tot een hogere strafoplegging wordt veroordeeld, zie je nog weleens dat het verlofschema niet ten gunste wordt gewijzigd. Bij een hogere straf komt men immers in aanmerking voor meer verlofaanvragen. Wat het faseringschema betreft, komt het voor dat medewerkers van de inrichting de opgelegde straf in het verkeerde (reken) formulier invullen. De fictieve einddatum wordt dan onjuist berekend. Zo is er een formulier voor gedetineerden die tot een geheel onvoorwaardelijke straf zijn veroordeeld (waarbij v.i.- aftrek plaatsvindt). Daarnaast bestaat er een apart formulier voor gedetineerden die tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zijn veroordeeld.
Terugdraaien
In de praktijk zie je helaas al herhaaldelijk dat blijkt, dat de einddatum van een deels voorwaardelijk opgelegde straf onjuist is berekend, met het formulier voor onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen. Het gevolg is dan dat de gedetineerde ogenschijnlijk veel eerder in aanmerking zou komen voor detentiefasering, hier naartoe leeft en de inrichting dit vervolgens op het allerlaatste moment wil terugdraaien. Er moet namelijk bij voorwaardelijke gevangenisstraffen helemaal geen voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van worden afgetrokken. Het gros van de gedetineerden kampt echter met casemanagers die de faseringsaanvraag te laat indienen bij de selectiefunctionaris. De Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft bepaald dat de inrichting voortvarend te werk dient te gaan en adviezen tijdig moet aanvragen. In de praktijk zie je echter veelal dat adviezen of selectieaanvragen pas worden aangevraagd of ingediend, als de fictieve faseringsdatum al bijna in zicht is of zelfs al geweest is.
Aanhouder wint
Het gevolg is dat je als gedetineerde zo minimaal twee maanden vertraging oploopt. Vandaar dat het van belang is om zelf al tijdig vóór je fictieve datum de casemanager schriftelijk te verzoeken de adviezen (van reclassering/ politie en OM) op te vragen en de selectieaanvraag tijdig in te dienen. Als je toch vertraging dreigt op te lopen, loont het om een beklag tegen het handelen en/of nalaten van de casemanager/ Inrichting in te dienen bij de Commissie van Toezicht, zodat je een signaal afgeeft en er vaak ook nog een aardige financiële compensatie aan overhoudt. De RSJ hanteert ongeveer € 75,- per maand vertraging. Overigens is voor fasering wel van belang dat er tijdig een betalingsregeling met het CJIB tot stand is gekomen. Een advocaat inzetten tegen de afwijzing van verlof of detentiefasering, maar vooral beroep bij de RSJ, loont. Veel gehoorde argumenten zijn dat de behandeling nog niet is gestart en het recidiverisico derhalve nog hoog is, er nog een schadevergoedingsmaatregel openstaat, er negatieve adviezen liggen van politie en/of OM enzovoorts. Uitstel door de inrichting of de selectiefunctionaris door het aanvoeren van dergelijke argumenten, betekent veelal geen afstel van verlof of fasering. De aanhouder wint, meestal dan.
Michelle Wezepoel is strafrechtadvocaat bij Advocatenkantoor Van Stratum in Den Haag
- Gegevens
- Michelle Wezepoel
- Categorie: Algemeen
OM doet aan opsporing, vervolging, berechting en afhandeling
“Er komt geen rechter meer aan te pas”
Amsterdam – Meer en meer probeert het Openbaar Ministerie (OM) rechters te omzeilen. En dan gaat het niet alleen meer om kleine delicten, maar ook om zwaardere delicten. Volgens politie en OM is geld en waardevolle spullen afnemen van verdachten effectiever dan een langdurig strafproces. Daar komt bij dat Justitie moet bezuinigen en dus ook het OM met het risico dat de kwaliteit van het dagelijkse werk er onder leidt.
Hoogleraar bestuurlijke sancties aan de Universiteit van Nijmegen, Henny Sackers, noemt het oprekken van de Zo-Spoedig-Mogelijk-afdoening (ZSM) naar zwaardere criminaliteit ‘revolutionair, en technisch mag het’. Sackers begrijpt de argumenten, maar hij vraagt zich af of de ZSM-afdoening daarvoor is bedoeld. Bij de evaluatie daarvan bleek volgens hem immers dat er al veel haken en ogen zitten aan het buitengerechtelijk afdoen van winkeldieven en andere lichte vergrijpen. ‘Er zijn zelfs mensen ten onrechte gestraft. Straffen is des rechters,’ zegt Sackers.
Tsunami
Sinds de invoering van de Wet Mulder, waarmee kleine verkeersovertredingen worden afgedaan onder administratief recht, is er een ‘tsunami’ aan bestuurlijke sancties ontstaan: gebiedsverboden, terrasverboden, maatregelen in
de Wet pleziervaartuigen en de Wet natuurbescherming en het alcoholslot (inmiddels weer afgeschaft). En dan zijn er ook nog de Autoriteit Financiële Markten en de Autoriteit Consument en Markt die boetes opleggen, soms torenhoog, die diep ingrijpen in het persoonlijke leven van bestraften. Maar er zijn klaarblijkelijk ook voordelen. Zo zegt advocaat Mark Teurlings in Amsterdam dat er goede mogelijkheden zijn om tot een deal te komen. ‘De afgelopen jaren hebben mijn kantoorgenoten en ik vaker met succes verzoeken gedaan aan de officier van justitie om een zaak te seponeren of om tot een vergelijk te komen.’ Andre Seebregts, advocaat in Rotterdam: ‘Vooral in ontnemingszaken, het afpakken van geld, verdiend met strafbare feiten, is het OM vaak bereid in het kader van onderhandelingen met veel minder genoegen te nemen dan het bedrag dat volgens de berekeningen van de politie met bijvoorbeeld drugshandel zou moeten zijn verdiend. Dat is vooral voordelig voor de verdachte wanneer de rechter uiteindelijk waarschijnlijk een veel hoger bedrag zou opleggen. ‘Een ZSM-slachtoffer krijgt binnen twee weken het bericht thuis dat hij in beroep kan gaan. Doet hij dat niet, dan heeft hij een strafblad,’ zegt de Haarlemse advocaat Jos Willemsen. ‘Daar komt geen rechter aan te pas. Het OM doet aan opsporing, vervolging, berechting en afhandeling.
- Gegevens
- Paul Grijpma
- Categorie: Algemeen
Ernstige nadelige gevolgen van langdurige detentie
Wijlen oud-hoogleraar Louk Hulsman felle tegenstander vrijheidsstraf
Dordrecht – Dertig jaar geleden, in januari 1986, verscheen het boek Afscheid van het strafrecht, de Nederlandse vertaling van het zes jaar eerder in het Frans uitgegeven boek ‘Peines Perdues. La systeme pénal en question’, geschreven door Louk Hulsman samen met Jacqueline Bernat Célis, die hem interviewde. Peines Perdues was een pleidooi voor de afschaffing van het strafrecht. Het abolitionisme zag hij als wenkend perspectief, voorafgegaan door decriminalisering en decarceratie, de terugdringing van de vrijheidsstraf.
In 1969, toen Louk Hulsman -vanaf 1964 hoogleraar strafrecht aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam (later de Erasmus Universiteit) nog geen abolitionist was, had hij wel al een hard oordeel over de vrijheidsstraf. In een interview dat ik in 1969 met hem had voor het Algemeen Handelsblad (later gefuseerd met de NRC) bracht hij zijn bezwaren tegen de opsluiting in de gevangenis als volgt onder woorden: ‘Het opsluiten voor lange tijd in een gevangenis is een verkeerde manier om iemand er toe te bewegen voortaan niet meer crimineel te zijn. Je kunt natuurlijk iemand net zolang opsluiten totdat hij helemaal is uitgeblust, maar dat zullen we in de meeste gevallen als onevenredig en onrechtvaardig ervaren. Het publiek wil met de gevangenisstraf in de eerste plaats de maatschappij beschermen en in de tweede plaats het gedrag van de betrokkenen verbeteren. Dat bereik je volgens mij hoogst zelden met een lange gevangenisstraf. Natuurlijk zal je een beschermende maatregel moeten treffen wanneer je te maken krijgt met een uitermate gevaarlijk mens, bij wie de risico’s heel duidelijk zijn. Maar wanneer we zo iemand isoleren, zal een ander leefklimaat gewenst zijn dan wij nu nog bieden. En dan zonder pretentie dat we hem ermee genezen.’
Kostbare affaire
Het nut van de vrijheidsstraf was volgens Hulsman gering: ‘We weten nu, het staat in allerlei opzichten vast, welke ernstige nadelige gevolgen een langdurige detentie voor de meeste mensen heeft, gewoon omdat je hen in een kunstmatig milieu zet. We weten dat die vrijheidsstraf op zichzelf niet resocialiserend werkt, dat die juist zeer ongunstige condities schept voor resocialisatie. Bovendien vormen alle vrijheidsstraffen een handicap voor de man, die bij zijn terugkomst in de maatschappij merkt hoe getekend hij is, hoe moeilijk het hem wordt gemaakt om verder in de samenleving te functioneren, hetgeen de kans op herhaling eerder groter dan kleiner maakt. De vrijheidsstraf is ook nog een uitermate kostbare affaire. Je mag toch best aan het economische principe denken. Als iets duurs voor niemand beter is, dan doe je dat dure niet en de vrijheidsstraf is de duurste straf die we hebben. Om al die redenen vind ik, dat we de opsluiting heel grondig en radicaal moeten terugdringen. We zouden de vrijheidsstraf de eerstvolgende tien jaar tot een vijfde of zoiets van de huidige frequentie moeten beperken.’
Mede-oprichter Coornhert-Liga
Louk Hulsman, tot 1988 hoogleraar strafrecht en criminologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, was medeoprichter, de eerste voorzitter en inspirator van de in 1971 opgerichte Coornhert-Liga, de vereniging voor strafrechthervorming die tot 1999 actief is gebleven. Hij drukte een stempel op de Coornhert-Liga met zijn pleidooien voor gedragsbeïnvloeding en conflictoplossing zónder inschakeling van het strafrecht. Voor de vertaalde uitgave Afscheid van het strafrecht heb ik Hulsman geïnterviewd over het strafrecht in Nederland in de periode 1955-1985, met als sombere titel ‘van decriminalisering naar restauratie van het oude strafrecht’.
Volgens Hulsman begon de restauratie in 1980 na een lange periode (vanaf 1945) van strafrechthervorming. Hij had voor die restauratie zelf al in 1974 gewaarschuwd in het blad Delict en Delinkwent: ‘Er zijn bepaalde tekenen die erop wijzen dat de onbeheerste conjunctuur binnen het strafrechtelijk systeem ons in de komende jaren weer opwaarts zal voeren, zowel ten aanzien van de frequentie als de duur van de opgelegde straffen’.
Reclasseerders
In mijn interview voor het boek Afscheid van het Strafrecht zei Hulsman (in 1986): ‘Het ideaal om de vrijheidsstraf terug te brengen is nu formeel verlaten. En vervangen door het ideaal om grote gevangenissen te gaan bouwen. Een uitbreiding die zijn weerga niet kent in Nederland. Het relatief milde karakter van ons strafrechtelijk systeem, in vergelijking met dat in de ons omringende landen, wordt ernstig bedreigd. Een van de meest ingrijpende symptomen daarvan is het onder controle brengen van de reclassering. In de eerste plaats wordt de reclassering zeer ernstig gekort.
Van die korting wordt gebruik gemaakt om de reclassering te reorganiseren. Onder het mom van privatisering van de totale reclassering wordt een poging gedaan om de reclassering in werkelijkheid volledig in de publieke sector onder te brengen en te onderwerpen aan de centralistische leiding van het departement. Reclasseerders dienen weer controleurs te worden en de decriminaliserende activiteiten dienen uit het takenpakket te worden verwijderd.’
Hulsman heeft in veel opzichten gelijk gekregen. Hij overleed op 28 januari 2009 in zijn woonplaats Dordrecht, op 85-jarige leeftijd.
- Gegevens
- Hans Smits
- Categorie: Algemeen