Rechtbank Amsterdam – De zaak vangt aan. De officier is duidelijk moe van dronken mensen achter het stuur. ‘Ik wilde alleen mijn auto wegzetten, dat wordt zo vaak gezegd.’ De man die terecht staat, is een 52-jarige Amsterdammer. Hem wordt verweten dat hij met een slok teveel achter het stuur is gekropen en daarbij een wegwerker heeft aangereden. De Amsterdammer geeft aan dat hij met negen Bacardi op, zijn auto even ergens anders wilde parkeren. Hij is taxichauffeur van beroep en doet dit particulier. Het slachtoffer, een wegwerker, heeft zeven maanden in de ziektewet gezeten, onder andere omdat zijn enkel was verbrijzeld.
Er staan twee feiten op de tenlastelegging: het rijden onder invloed en de aanrijding. Over het rijden onder invloed wordt nauwelijks gerept. Dat de verdachte veel had gedronken, staat volgens de officier en de advocaat buiten kijf.
‘McDonald’s obees’
Dat over dit feit niks wordt opgemerkt, wekt mijn verbazing. Waarom? Verdachte is een zeer forse man. In de categorie ‘McDonald’s obees’, zal ik maar zeggen. Hij zegt dat hij zich niet aangeschoten voelde en gezien zijn forse lichaamsgewicht, vind ik dat niet eens zo onaannemelijk. Ik ben geen medisch expert, maar bekend is mij wel dat zwaardere personen relatief meer kunnen drinken, voordat zij aangeschoten zijn en bekend is mij ook dat het volgens artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 moet gaan om een zodanig rijden onder invloed dat dit de rijvaardigheid heeft aangetast. Echter, volgens jurisprudentie van de Hoge Raad, is het voor een veroordeling op grond van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 niet noodzakelijk dat er concreet vastgesteld is dat betrokkene niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Tevens is niet vereist dat er sprake is van een significant toegenomen kans op een verkeersongeval. Beslissend is of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte onder een zodanige invloed van de desbetreffende stof verkeerde dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Negen Bacardi’s
Mijns inziens zit daar toch wat geks in. Afhankelijk van het geslacht van de bestuurder, zijn gewicht en het feit of hij een ervaren drinker of een gelegenheidsdrinker is, kan de ene bestuurder nou eenmaal een groter gevaar voor de verkeersveiligheid vormen dan de andere bestuurder, indien zij beiden dezelfde hoeveelheid alcohol genuttigd hebben. En uiteindelijk gaat artikel 8 (een gevaarzettingsdelict) toch om dát gevaar?
Hoewel ik begrijp dat het geen doen is om bij elke verdachte concreet te moeten vaststellen of sprake is van een aantasting van de rijvaardigheid en bovenstaande jurisprudentie dus pure noodzaak is, lijkt het mij niet verstandig om het gewicht en het geslacht van een verdachte totaal niet mee te wegen. Even afgezien van het ademalcoholgehalte (dat na een experiment van het tv-programma ‘Blik op de Weg’ ook niet geheel betrouwbaar blijkt) gaat het, volgens verdachte, om negen Bacardi’s. Waarschijnlijk gemixt met een frisdrank als Coca-Cola.
Iemand met zwaar ondergewicht zou met negen Bacardi’s op zeker niet de weg op mogen, maar geldt dat nou eigenlijk ook voor iemand met zwaar overgewicht? Waarschijnlijk wel. Maar zou het antwoord hierop anders zijn als het om vier biertjes zou gaan? Kan dan worden gezegd dat iemand van 130 kilo ‘niet tot behoorlijk besturen in staat kan worden geacht’? Ik denk het niet.