Gedoogbeleid failliet in ‘gidsland’
Amsterdam – Nederland kent sinds de jaren negentig een gedoogbeleid ten aanzien van softdrugs: de verkoop ervan wordt toegestaan mits die onder strikte voorwaarden en in gedoogde coffeeshops plaatsvindt. De bedoeling achter dit beleid is altijd geweest de burger in de gelegenheid te stellen softdrugs op een veilige manier te consumeren door de verkoop ervan te scheiden van de veel gevaarlijker harddrugs.
Coffeeshops mogen cannabis verkopen, maar alleen als ze zich aan de gedoogvoorwaarden houden. Ze mogen geen overlast veroorzaken, niet aan minderjarigen verkopen, geen reclame maken, geen harddrugs of alcohol verkopen en geen buitenlanders in hun coffeeshop toestaan (in de meeste gemeenten). So far, so good.
Toch komt het geregeld voor dat coffeeshops zich bij de strafrechter moeten verantwoorden. Dat heeft ermee te maken dat de verkoop via de voordeur wel gedoogd wordt, maar de teelt en aanvoer van cannabis via de achterdeur niet. Het mag er dus wel uit, maar niet in.
Wiet mag overigens ook het Huis van Bewaring en de gevangenis niet in, een evenzo hypocriete situatie die gedetineerden reduceert tot tweederangs burgers die niet alleen van hun vrijheid beroofd worden, maar ook van andere rechten die alle andere Nederlanders wel hebben. Zelfs blowen op verlof kan een probleem opleveren als dat in een positieve urinecontrole resulteert.
Door alleen de verkoop en niet de inkoop te gedogen is het voor het openbaar ministerie wel erg eenvoudig scoren. Helaas zijn er in den lande genoeg officieren van justitie te vinden die hun hand er niet voor omdraaien de hypocrisie van het gedoogbeleid op het bord van de coffeeshopexploitant te leggen en die coffeeshops vervolgen voor het aanhouden van een voorraad van meer dan 500 gram, die echter voor de exploitatie strikt noodzakelijk is. De cannabis komt nu eenmaal niet uit de lucht vallen en moet dus aangevoerd worden.
Achterdeurvervolgingen
Gelukkig is de Nederlandse strafrechter er al jaren van doordrongen dat de exploitatie van coffeeshops met het aanhouden van externe voorraden gepaard gaat. De rechter is dan ook behoorlijk klaar met achterdeurvervolgingen. De meeste rechters leggen aan coffeeshopexploitanten geen straf meer op als het puur gaat om het aanhouden van een voorraad softdrugs aan de achterdeur. Toch gaan de achterdeurvervolgingen gewoon door. Zelotische (fanatieke) officieren laten zich immers niet afschrikken door redelijkheid en rechtspraak. Drugscriminaliteit moet aangepakt worden.
De nieuwste tactiek lijkt daarbij om de coffeeshop financieel lam te leggen. Want hoewel de rechter uiteindelijk vaak in het voordeel van de shop beslist, kunnen daar soms jaren overheen gaan en in die tussentijd legt het openbaar ministerie beslag op alles wat los en vast zit in de hoop de coffeeshop exploitant aan de bedelstaf te brengen. Ook wordt er niet voor teruggedeinsd bestuurlijk in te grijpen. Hoe sneller hoe beter en het liefst voordat de strafrechter zich heeft uitgelaten. En zo kan het gebeuren dat een coffeeshopexploitant uiteindelijk zijn gelijk wel haalt, maar dat zijn shop dan allang failliet is. Een geval van operatie geslaagd, patiënt overleden.
Hekkensluiter
Je zou dan zeggen dat het tijd wordt dat de politiek deze vicieuze cirkel doorbreekt. En dat er ook maar meteen eens iets gedaan moet worden aan de teelt. Maar niets lijkt minder waar. Op een moedige poging van D66 na laat de politiek het afweten. De reden? Cannabis is niet sexy en criminaliteit scoort alleen als je ‘hard, harder, hardst’ roept. Maar ondertussen is de Nederlandse cannabisconsument de dupe. Want zonder duidelijke regels over de wijze waarop coffeeshops bevoorraad moeten worden is de coffeeshop overgeleverd aan de criminele wiethandel, met alle gevaren voor de volksgezondheid en algemene veiligheid van dien. Nederland was ooit een ‘gidsland’, maar dreigt nu hekkensluiter te worden. In landen over de hele wereld is men inmiddels begonnen de teelt en verkoop van cannabis te reguleren, maar in Nederland staan we stil. En die stilstand zorgt voor veel onbegrip. Want in het buitenland snapt niemand wat gedogen is. Vraag dat maar aan Johan van Laarhoven die in Thailand vorig jaar 103 jaar gevangenisstraf kreeg opgelegd voor het investeren van zijn in Nederland zuurverdiende geld. Dat geld was afkomstig van vier gedoogde coffeeshops, maar van de Nederlandse gedoogbeleid wilden de Thai niets weten. Verkoop van cannabis is in Thailand verboden en geld dat met die verkoop is verdient – ook al is daar in Nederland netjes belasting over betaald – is van misdrijf afkomstig en dus witgewassen.
De les is dat Nederland nog een lange weg te gaan heeft op het pad dat naar regulering van cannabis moet leiden.
Sidney Smeets is advocaat bij Spong Advocaten.